'De Zaak Beukenoot' is een psychologische novelle geschreven door Marianne Philips. In 1950 was het boek het boekenweekgeschenk. Toentertijd konden schrijvers anoniem hun verhaal opsturen naar een jury en de winnaar zou anoniem gepubliceerd worden met diens identiteit als een prijsvraag voor de lezers. Uiteindelijk hadden 417 van bijna 17.000 stemmers de juiste auteur geraden.
Het verhaal gaat over Noldus Beukenoot, schilder van kleine schilderijen die hij naschilderde van ansichtkaarten en vervolgens langs de deuren verkocht. Op een dag stuit hij bij het verkopen op een jeugdvriendin die hem binnenlaat en een aantal glazen cognac inschenkt. Onderweg naar huis loopt Noldus, aangeschoten en opgewonden van de drank, door een winkelstraat en denkt in een etalagepop zijn oude jeugdvriendin te herkennen. Hij breekt de etalageruit en neemt een aantal kleine artikelen mee. Wanneer hij wordt opgepakt is hij te beschaamd om toe te geven dat hij dronken was en wordt het een zaak om diefstal in plaats van dronkenschap. In 'de zaak' worden ontelbare fouten gemaakt, zit Noldus tien maanden in voorarrest en mag zijn vrouw hem niet komen opzoeken. In 'De Zaak Beukenoot' deed Philips een literaire aanval op de klassenjustitie die aanwezig was in de Nederlandse rechtstaat. Hoewel het boek een aantal decennia geleden geschreven is, blijft het nog altijd actueel.
Marianne Philips (1886–1951) was een Nederlandse schrijfster van Joodse afkomst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest ze onderduiken. Later, als lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, schreef ze vaak fictie met een politieke inslag. In 1950 schreef ze het Boekenweekgeschenk (toen dat nog gekozen werd uit anonieme inzendingen), ‘De Zaak Beukenoot’, over klassenjustitie in Nederland. Van 1951 tot 1975 bestond er een Marianne Philips-prijs. Haar beknopte oeuvre bestaat uit vooral psychologische romans en novellen.