De zomervakantie zit erop. Rik maakt met zijn ouders nog een wandeling door het bos. Tot zijn verbazing wordt hij aangesproken door een klein, bruin wezentje dat op een aardappel lijkt. Maar deze aardappel heeft armpjes, beentjes en gitzwarte kraaloogjes. Het blijkt een frommel te zijn. Rik neemt hem stiekem mee naar huis, maar binnen de kortste keren krijgt hij spijt van zijn daad. De frommel is veeleisend en ongeduldig en brengt Rik in grote problemen
Rik pakt het balletje op en schudt het heen en weer. De oogjes blijven gesloten. Oh, jee, het zou toch niet in zijn zak gestikt zijn?
Voorzichtig knijpt hij erin. Er gebeurt niets. Hij knijpt harder.
Hé, laat dat! De oogjes gaan open en kijken Rik boos aan.
Rik lacht opgelucht. Goeie hè? Waarom kan jij praten?
Wat een stomme vraag! Alle frommels kunnen praten. Maar we praten nooit met mensen, dat mag niet.
Frommel? Heet jij Frommel?
Nee, sufferd! Ik bén een frommel.