Dan McLeish was nu vastbesloten alles te doen en had de twee dozijn cowboys die hij in dienst had meegenomen. Het was niet langer acceptabel dat een weggelopen schaapherder ongestraft over hem heen kon lopen!
McLeish had tot nu toe iedereen weggejaagd die probeerde schapen te houden of landpercelen uit te zetten in dit gebied. Iedereen die dat probeerde, moest weten dat de enige weg over McLeish' lijk was.
Hij keek de heuvel af naar de boerderij en de schapen, die verdomde schapen die het gras tot op de wortel wegkauwden en niets overlieten voor het vee.
Zijn lichtblauwe ogen flitsten gevaarlijk.
“God weet dat we Nelson vaak genoeg gewaarschuwd hebben!” zei McLeish, wiens zonverbrande gezicht een wrede streep vertoonde.
Hij nam zijn hoed af en veegde het zweet van zijn voorhoofd, waardoor zijn lichtblonde, bijna witte en al wat dunner wordende haar zichtbaar werd.
Hij wendde zich tot zijn volk: “Jullie weten wat jullie moeten doen!”